Dat het mij ook spijt

Gisteren kon ik er niet aan ontkomen, de vragen van een collega waren te direct. Waarmee ik allemaal bezig ben als ik niet bij hen op bureau werk, naast thuis mama zijn? Of ik ook nog steeds kok ben of ander grafisch werk doe? En dus floepte het woord ‘schrijven’ eruit. Of ik dan romans maak en welke soort? Neen, ik wil iets doen met alle notities die ik vroeger maakte, over het kind dat we zijn verloren en over dat verlies.

De emoties in de ogen van de twee jongere mama’s tegenover me kunnen me niet ontgaan. Hartverwarmend triestig, meelevend, angstig en vragend. Wanneer? Hoe oud? Hoe? Was het ook een meisje? Hoe heette ze?

Enkele minuten later fiets ik naar huis. Het gesprekje zindert na, bij hen waarschijnlijk ook. De ontzetting in hun ogen leert me dat het hen oprecht raakt. Dat ze me dit nooit zouden toewensen, maar ook zichzelf niet. Dat het dichter komt. In deze dagen van angst voor terreur, is het dit verhaal van een overleden kind door hersenbloeding dat hen van slag maakt, hun veilig gewaande leven overhoop haalt. In enkele seconden moeten ze gedachten en gevoelens volledig herschikken. Daar heb ik al meer dan 13 jaren tijd voor gekregen.

Het spijt mij dat ik jullie dit aandoe, mijn verhaal vertellen. Het spijt me dat het gebeurt, dat geen kind onsterfelijk is, dat ik de onfortuinlijke boodschapper daarvan ben. Ik schiet jullie ‘dit kan ons niet overkomen’-gevoel aan diggelen, mijn excuses daarvoor.

Ontkennen heeft geen zin. We gaan ooit allemaal dood. We kunnen enkel hopen dat mensen ons in de juiste volgorde en op een aanvaardbare manier ontvallen. Dat ieder z’n vervaldatum zal benaderen of overschrijden, het oude lijf pijnloos mag stilvallen na een gevuld mooi leven. Heel soms loopt het dus anders, er zijn geen garanties op de ideale gang van zaken, het spijt mij ook verschrikkelijk.

De volgende dag zit ik met een koffietje aan de computer en ben ik gelukkig dat ik deze blog heb om dit neer te pennen.

Dadelijk komen twee grote meisjes thuis en wordt het hier lekker druk,  zullen we genieten van een gezellig weekend met volleybalmatchen, een loopwedstrijd, paardrijles en etentje. Volgende week zal ik daarover kunnen vertellen op het werk. Zullen we samen lachen om wat de ene of de andere heeft uitgespookt of sakkeren op de foute muziek op de radio. En een beetje werk verzetten natuurlijk, dat ook.

Shoot!

Daar gaan we weer. Nog voor het dreigingsniveau van 4 naar 3 zakte en de angst voor terreur een beetje was afgenomen, werd ons nieuws ovespoeld door kritieken van de ene instantie op de andere bevoegdheid. Teveel info, te weinig, verwarrend, boekje te buiten, te laks, … De ene vindt dat de andere het anders had moeten aanpakken. Alsof elke beslissing rond aanslagen op onschuldige burgers in de schoolboeken geschreven zou zijn, en elke bevoegdheid voor elke instantie netjes afgelijnd. Wat te doen als een twintiger met een bommengordel rond zijn middel een concertgebouw binnenwandelt: parate kennis.

Benieuwd of een kop zal moeten rollen, welk ambt weldra door een ander wordt bemand, waardoor het ongenoegen over wat-beter-had-gekund weer wordt schoongeveegd.

Wat een verspilling van tijd en energie, dat bekritiseren, analyseren en repliceren. Dat ons land afglijdt naar ‘Failed State’, kan misschien al een beetje gecounterd worden door meer inleving en samenwerking?

Dit gezegd zijnde ga ik me weer prettiger bezighouden dan mopperen. Voor ik als ‘Failed Lady’ versleten word …

Les mamans

Het komt binnen, het komt aan, te beseffen wat gebeurd is. Het duurde enige dagen voor mijn brein daar klaar voor was, en dan nog. Zo onvoorstelbaar. We mogen blij zijn dat we het ons niet kunnen voorstellen.

Daarna de vragen, waarom en hoe. Analyses en angsten. Zijn de kinderen nog veilig in hun school? Zou ik wel in mijn eentje in een park gaan lopen?
Blazen we dat concertbezoek beter af?

Meer nog dan angst, bekruipt me het verlies. De tranen van moederverdriet sijpelen bij me binnen. Ze waren nog zo jong, die willekeurig weggemaaide mensen. Ze waren zoon of dochter, velen net volwassen, enkelen misschien met nieuw leven in zich. Bijna 100 jongvolwassenen in een concertzaal.

Hoe kom je te boven dat je kind van het leven werd beroofd door iemand die het niet eens persoonlijk op je kind had gemunt? Het kwaad opzet en de ongelukkige toevalligheid tegelijkertijd, hoe radeloos kan een achtergebleven ouder daarvan worden?

Niemand heeft mijn kind dood gewild. Een minuscuul fabricagefoutje in haar hoofd was oorzaak van haar overlijden. Er was niemand om achteraf boos op te zijn, niemand maakte een fout of vergissing. Er was enkel het leven zelf, de natuur die er ervoor had gezorgd dat een gezonde baby werd geboren met een piepkleine onzichtbare imperfectie.

De natuur is nooit perfect. De meeste onvolmaaktheden maken mensen zelfs bijzonder. Dat ene foutje maakte voor mij de natuur niet minder betrouwbaar en het leven niet minder mooi. Het drukte ons stevig met de neus op de feiten: dat het leven broos is en elke dag een geschenk. Ook dagen met immens verdriet kunnen goede dagen zijn.

Maar deze moeders, meer dan 100 moeders, ik kan me amper inbeelden hoe ontwricht zij zich nu voelen. Welke dag zullen ze weer als een geschenk ervaren? Wanneer zal hun vertrouwen hersteld geraken?

Het zijn stuk voor stuk onschuldige kinderen van vaders en moeders, die door vreemden plots werden weggeblazen, om de mensheid een lesje te leren. Daar krijgt de wereld het verschrikkelijk koud van.

De halve is de mijne

Trots op m’n eerste halve marathon in Etten-Leur, zondag 25 oktober 2015.

Na een kwakkelende voorbereiding voel ik me aan de start toch in prima vorm. De laatste dagen heb ik goed gerust, goed gegeten, goed gedronken. Het is mooi weer, m’n supporter is erbij, ik heb vertrouwen in mezelf en hou de verwachtingen laag: graag uitlopen en liefst binnen 2u15′. Mijn richtsnelheid is dus 6’20” per km. Mocht ik ‘m aan 10km/u kunnen uitlopen dan wordt het 2u06′, maar ik vermoed niet dat het nu binnen de mogelijkheden ligt.

Enkele haperingen aan de start: Garmin te vroeg gestart, gestopt, delete, nieuwe start eigenlijk ook te vroeg maar ach … laat maar gaan. Na enkele tientallen meters zie ik vlak voor me een GSM de grond op gaan: ik duik voorover om die snel te kunnen pakken en terug aan de eigenaar te geven. Daarbij word ik zelf bijna omver gelopen, ik mag me gelukkig prijzen dat er geen valpartij van gekomen is.

Goed, we zijn vertrokken. Ik loop rustig, laat me door velen inhalen en geniet gewoon van de sfeer en van het idee dat ik dit kan en mag doen. Het resultaat van de eerste kilometer maakt me blij: 6’03”. Dat ziet er veelbelovend uit. Ik ben duidelijk in goede doen, als ik op deze rustige manier dit tempo aanhoud en lang kan volhouden, geraak ik comfortabel aan een resultaat binnen 2 uren en 15 minuten!

Ik hou me kilometerslang rustig, de hartslag moet beneden 160 slagen blijven, in het groen dus. Aan de eerste verzorgingspost op 5 kilometer neem ik een bekertje sportdrank. Dat smaakt mierezoet maar ik lust het wel. M’n eigen drank is ook iets te sterk voor me (verhouding 60/40 sportdrank/water), dus aan de tweede post neem ik water om aan mijn fles toe te voegen. Een stukje banaan ook. De verzorging is echt top: elke 5 kilometer water, sportdrank en fruit. En tussendoor natte sponzen, maar die laat ik aan me voorbijgaan.

De sfeer is gemoedelijk, er is plaats genoeg voor iedereen, we lopen in een afwisselend landschap, tussen velden, natuurgebied, stukjes bos, hier en daar een huis, steeds verhard, en waar wegen elkaar kruisen staan hekken met mensen erachter die aanmoedigen. Ik word er steeds vrolijk van. Hier en daar joelende kinderen, loeiharde muziek vanuit een open raam. Leuk.

Enkele kilometers na de start, zodra we de bebouwde kom uit zijn, heb ik m’n oortjes ingestoken omdat het voor mij een lange afstand is die ik in m’n eentje zal temmen. Mijn lopersspeellijst van meer dan 350 nummers in een willekeurige volgorde, de telefoon als DJ. Het geluidsniveau laag om toch nog van alle omgevingsgeluiden te kunnen genieten. ‘Epsilon’ van Kygo helpt me goed op dreef. Een steengoed nummer van 6 minuten lang met een beat waarop ik eindeloos kan lopen. Daarna lekker kabbelende rustige muziek. Op kilometer 10 komt Daan me opnieuw vergezellen en geeft me net als in de laatste training vleugels, ik zet z’n ‘Swedish Designer drugs’ een tweede keer op. Het looptempo, tot dan net boven 6 minuten per kilometer, met een hartslag net onder 160, gaat stilaan iets hoger. Ik loop nu ongeveer 5’50” en hou mijn hartslag rond 163. Geniet van ‘Beautiful Day’ want dat is het ook; van ‘Goody Two Shoes’ want dat zijn ze ook en ‘Voicy Les Clés de ton Bonheur’, het zal wel zijn. Ik hoor ‘So incredible’ en voel me zo. Een hele eer vind ik het om tussen de hele-marathonlopers te mogen lopen, die aan hun tweede toer bezig zijn. Aan de rode startnummers zijn ze te herkennen, ‘wij’ hebben er witte. Gewoon dit te kunnen doen, er de gezondheid en conditie voor hebben, heerlijk is dit. Een mens mag daar dankbaar voor zijn.

Op kilometer 13 verplicht ik mezelf iets van energie te nemen. Ik wil niet riskeren uitgeblust te geraken, dat zou jammer zijn. Het wordt een mals fruitbarretje, voor de spuit-in-de-mond energiegel die ik ook heb meegenomen, ben ik nog niet klaar. Dat heb ik nog nooit geprobeerd en het lijkt me zo vies. Het gommetje krijg ik op m’n gemak wel naar binnen gespeeld.

Tot kilometer 16 blijf ik me nog inhouden, daarna mag het weer een tikje sneller, de hartslag een tikje hoger. Ik heb nog 5 kilometer te gaan en nog ongeveer 34 minuten over, als ik mijn interpretatie van de klok onderweg mag geloven. Ik maak een kleine berekening: als ik nog een beetje versnel moet ik die magische 2 uur en 6 minuten wel behalen! Ik voel me bijna euforisch maar verplicht me toch nog rustig te blijven. Mag me nu ook niet stuklopen, er vlot geraken primeert nog steeds, we zien wel. Lichtjes sneller maar het moet aangenaam blijven. Mijn groene zone laat ik achter me, de rode nog ver voor me. En ik haal nu mensen in die me eerder voorbijstaken.

Kilometer 18, of was het nu 19? Ik ben de tel kwijt en heb duidelijk een of meerdere kilometerstandborden gemist. Zou op mijn horloge kunnen kijken maar loop gewoon verder. ‘Hou me nu nog even vol’ zingt Veldhuis & Kemper. Het Nederlandse nummer gaat over een haperende relatie maar voor mij is het vooral het zinnetje ‘ik kooooom … eraan!’ wat telt. Wat een schitterende timing alweer! Op dat moment besluit ik over deze halve marathon en de muziekjes in mijn oren te bloggen. Ik hou vol, ik kom eraan, ik ben zo blij, de mensen langs de kant laaiend enthousiast. De stadsring weer over, de helling vormt geen probleem. De bebouwde kom terug in. Hoeveel kilometer is het nu eigenlijk nog? “Zo fris en nog maar een kilometer te gaan, gaat je lukken hoor”, roept een man me toe. “Nog maar een kilometer? Jeuj, dat gaat me zeker lukken” en ik versnel nog met de glimlach, iets pijnlijke benen toch wel. En ook een traantje in mijn ogen. “Wat een smile dametje, hop hop, doe zo verder!” Reuze. Ik steek vrolijk nog aardig wat lopers voorbij, ga los de rode zone in.

De oortjes zijn alweer uit om te genieten van het live gebeuren. Tussen 2 rijen hekken door, met links en rechts honderden supporters, worden we naar de finish geleid. Mijn supporter staat er ook tussen, links vlakbij de finish met grote klok. Het is voorbij 2 uren en 6 minuten maar ik bereken dat ik later ben vertrokken dan het startschot, het zit er nog steeds in!
‘”A sorta fairytale” van Tori Amos zie ik pas achteraf in m’n afspeellijst staan. Ook een mooie op het moment van m’n finish die ik met een grote glimlach haal. Iets te laat zet ik mijn Garmin stil: 2u05’43”. Laat de valse bescheidenheid maar achterwege: ik heb dat keigoed gedaan. De wedstrijd mooi ingedeeld, goed gedronken en gegeten onderweg, genoten, volgehouden, niet kapotgelopen en op het einde eventjes alles gegeven. Het officiële resultaat is 2u05’13” en daar ben ik apetrots op!

Nog twee dagen!

Zondag is het zover, dan ga ik m’n eerste halve marathon lopen. In tegenstelling tot voorgaande wedstrijdjes ben ik niet zenuwachtig, stel ik me helemaal geen doel. Behalve uitlopen dan.

Het begon allemaal lang geleden. Toen ik nog geen twintig was. Dan had ik af en toe een loopje nodig om te relaxen na het studeren of in de loop van de schoolvakanties als er geen danslessen doorgingen. Zo ongeveer m’n hele leven al beoefen ik het hardlopen als een reserve-sportje. Even 20 minuutjes crossen voor het goede gevoel.
Toen het moeilijker werd om naar de dansles te geraken vanwege de opleiding in avondschool tot kok (en later vanwege mijn woonkamerrestaurant met avond- en weekendwerkuren), ging ik al wat vaker een loopje placeren.

In de paasvakantie van 2012 gingen we met de familie op weekend naar Duitsland. M’n schoonzus zou haar loopschoenen meenemen, want ze was al mooi opgeschoten met haar schema van Start to Run en wou het schema strikt volgen. En al kon ik zonder enig schema langer en sneller lopen, ik werd een beetje jaloers op haar, omdat zij een regelmaat had en daar plezier in vond. Dat wou ik ook.
Mijn loopschoenen gingen ook mee dat weekend, toch is geen van beiden  toen gaan lopen. Zij had een blessure, ik geen zin om alleen te gaan. Maar mijn knopje was omgedraaid, ik zou van lopen een echte sport gaan maken.

Ik trachtte het nog even te combineren met de danslessen die ik in september 2014 opnieuw was gestart, maar het lopen had het dansen naar de tweede plaats verdrongen. Te oud om op een podium te staan, voeten die pijn deden na de sprongen, en een les klassiek ballet zonder te mogen springen, … saai!

Dus ik schreef me in voor m’n eerste wedstrijd: de 10 miles van Antwerpen in april 2015, en ging systematisch trainen voor de langere afstand. Ik liet me kort tevoren nog helemaal cardiologisch goedkeuren voor lange duurlopen. De weg lag letterlijk en figuurlijk open!
De eerste 10 miles liep ik in 1u34’40”, twee maanden later 15 km (1u22’43”) tijdens de Midzomernachtrun in Gent. Een loopje voor het goede doel in Duffel (12K), de Bollekesloop in Berchem (10k in 54’08”) en Levensloop (2 uren lopen) waren volgende evenementjes. Ik heb de smaak goed te pakken!

Overmorgen de eerste halve marathon dus. De voorbereiding is niet schitterend geweest, een virus strooide 2 weken lang roet in het eten. Na de Levensloop heb ik wel nog een week stevig kunnen trainen en nu is er net een rustige week achter de rug. Ik voel me vermoeid, de kleine trage loopjes gingen deze week echt moeizaam. Maar vandaag stond een rustige training op het programma, met korte snellere stukken, die me weer een beter gevoel gaven. Daan in m’n oren gaf me vleugels! Na enkele onzekere dagen, zie ik het terug zitten. Uitlopen gaat lukken. Een tempo van 10km/uur halen zou heel mooi zijn, maar ik zie het niet gebeuren. Dat hoeft ook echt niet. Ik wil nog veel lopen, dus ruimte voor verbetering houden is meegenomen. Als het nu te goed gaat is het moeilijker om achteraf beter te doen en de afstand die ik zondag ga doen, is in elk geval al een PR!

Kleine kindjes

We hebben het over het komende verjaardagsfeest. Want ze is nu al elf jaar geworden en dat wil ze met vriendinnetjes vieren. We zullen een film gaan kijken in de cinema. Dus wil ze wel eens weten wanneer, en hoeveel kinderen ze mag uitnodigen, en welke film we zullen kijken, … En of ze dan centen mogen meebrengen om snoep te kopen. Dat mag niet van mij, als we een feestje geven dan regelen en trakteren we alles dus moeten de genodigden niet hun eigen zakje snoep gaan kopen. Of ik dan voor iedereen snoep wil kopen? Ik kijk niet instemmend.

“Ah, maar mama (ze zegt altijd ‘maar mama’ in plaats van gewoon ‘mama’), dat is ook waar, we kunnen dan popcorn halen want jij hebt nog ‘voegeuzes’ he?”
Ze bedoelt vouchers, dus ik corrigeer haar met de glimlach.
En ja, we zullen met de vouchers drie bakjes popcorn halen, dat wordt een fijn feestje …

Een dag later vertel ik dat ik over de lapsus heb geschreven in haar boekje (het boekje dat begon met de borstvoeding, welke borst eerst en welke laatst om het de volgende voeding andersom te doen; dat evolueerde naar de notitie van eerste tandje, woordje en stapje; daarna – en nu nog steeds – leuke anekdotes en taalfoutjes).
Vraagt ze “zeg maar mama, wat ís eigenlijk een voegeuze?”
“Dat bestaat niet. Dat is een woord dat jij hebt gebruikt maar dat betekent niets, je bedoelde vouchers.”
“Maar een voegeuze is toch iets, iets voor hele kleine kindjes?”
Mooi, dat gaat ook in het boekje. Ze bedoelde couveuze. 🙂