Leven na verlies

Mijn leven is niet bijzonder, ik ben geen beroemdheid of specialist. Ik vind het gewoonweg leuk om allerlei anekdotes, gedachten, gebeurtenissen en gevoelens neer te pennen. Dat doe ik al lang, want schrijven is ook bijhouden. Een blog als platform om sommige schrijfsels te posten leek me wel wat, dan wordt het ook schrijven om gelezen te worden. Om anderen te amuseren of inspireren, voor de herkenbaarheid, om begrepen te worden. Om al eens iets onzegbaars gedeeld te krijgen. Want ik ben helaas een ervaringsspecialist in groot verlies. Schrijven kan dan therapeutisch zijn.

In juli 2002 werd ons leven totaal overhoop gehaald door het plotse overlijden van onze dochter van 2,5 jaar oud. Het is waarschijnlijk het ergste wat een mens kan meemaken. Het verdriet is niet te beschrijven.
De volgende ochtend werd ik wakker in een wereld die voor altijd anders was, begon de volgende fase van het leven, zonder haar. De wereld draait altijd door en dat ervaar ik als een groot geluk. Willen of niet, er is toekomst, er zijn nieuwe kansen en nieuwe tegenslagen, aangrijpende gebeurtenissen en grappige verhalen.

Volgens mijn persoonlijke ervaring is er een taboe rond verlies en verdriet. In onze cultuur duwen we de dood ver voor ons uit. Daardoor zijn we niet geoefend om verlies te verwerken. En omgaan met iemand die Groot Verdriet heeft wordt helemaal moeilijk. Begrijpelijk, we hebben namelijk zo weinig tijd voor die dingen. Maar wat erger is: onze onkunde moffelen we beschaamd weg. Dat we ons geen houding vinden bij het aanschouwen van verlies en verdriet, vinden we van onszelf onaanvaardbaar, dat verbergen we. We verkrampen, doen stoer, afwezig of overgevoelig, doen alsof, durven niet zwijgen, durven niet vragen, en voelen ons ronduit ongemakkelijk. Zowel de verdrietige als wie ermee wil omgaan.

Misschien kan het helpen dat ik vertel over mijn leven dat na een groot verlies toch mooi is. In een wereld waar zij voor altijd niet is, mis ik haar en ben ik tegelijk gelukkig. De passie voor het leven is niet gelijk met de dochter verdwenen.

Met mij mag je gewoon omgaan. Ik ben een mama, een partner, creatieveling, een niet-stilzittend gat. Een ontstoken keel doet mij evenveel pijn, ik strijk en word net als iedereen ongerust als een huisgenoot later dan gewoonlijk thuiskomt. Ik kijk uit naar een feestje, ga graag lopen, geniet van een glas wijn, heb goeie vrienden en maak plezier. Ik wens niet gereduceerd te worden tot moeder-van-een-overleden-kind.

Ik ben echter geen oersterk zonderling wezen met bovenaardse krachten dat Het te boven is gekomen. Ik vergeet haar nooit, ik bevat altijd een stuk verdriet maar dat weerhoudt me niet van blijheid en dankbaarheid. Bewonder me niet om een kracht die ik niet heb, ik ben er niet sterker van geworden. Ik heb het op één of andere manier, met vallen en opstaan, geplaatst in het leven dat ik mag leiden. De mooie herinneringen zitten net als het gemis verweven in mijn gelukkige leven. Als in Sierre een bus met schoolkinderen tegen een muur knalt ben ik een week serieus van de plank, wellicht iets meer dan een ander.

Ik wil niet dat een gesprek verstart als haar dood ter sprake komt en niemand meer weet hoe reageren. Zodat ik er bij een volgende gelegenheid liever over zwijg. Niet dat ik het er steeds over wil hebben, we hebben met z’n allen meestal leukers te doen dan over pijn te praten. Maar het gevoel sociaal toffer te zijn door dat stukje van mezelf geheim te houden, ligt me niet. Te weten dat men weet, voelt prettiger.

Ik meet nieuwe gevoelens niet af tegen de rouw na haar overlijden. Wie in mijn plaats elk gebeuren in een weegschaal legt en oordeelt dat de dood van mijn dochter voor mij alles overtreft, sluit me buiten, maakt van mij de aparte die zo geraakt is dat alle andere emoties in het niets zouden verdwijnen. De getekende waarmee geen vreugde of verdriet te delen valt. Zo iemand wil/kan ik niet zijn. Ik ga mee voluit, ik leef met kleine pijntjes en groot jolijt en vice versa, leef mee met een ander, krijg de slappe lach, voel het drama, geniet van de lichtheid van het leven, en denk soms aan helemaal niets. Zoals iedereen. Ik vind dat ik daar – ook na het verlies – recht op heb.

Wie troosten moeilijk vindt, krampachtig zoekt naar het juiste woord of ten gepaste tijde een gepaste traan, denkt waarschijnlijk dat er verwachtingen zijn waaraan hij (zij) moet voldoen. Wil zich mooi aan een rouw-etiquette houden. Maar wie verdriet heeft is vooral getroost met echtheid en warmte, dat geldt toch zeker voor mij. Ik zou de raad geven om gewoon jezelf te zijn in je reactie op verdriet, dan heb je ook minder de neiging om er met een grote boog omheen te lopen.

Op 1 september 2002, anderhalve maand na haar overlijden, zou onze dochter voor het eerst naar de school zijn gegaan. Voor mij was het een ‘gewone’ werkdag, ene met een dikke krop in de keel. En veel stilte in ons bureau, er werd ongemakkelijk weinig gezegd. Tot ik zelf in de namiddag tegen m’n collega, ook mama van jonge kinderen, opperde dat het haar eerste schooldag zou geweest zijn. “O ja ik heb er aan gedacht, maar ik vond dat ik maar beter kon zwijgen, dan denk jij er misschien niet aan.” En toen wou ik naar huis om te huilen. Het steekt nog steeds. Overtuigd van de allerbeste bedoelingen, ben ik verbolgen over de domme onechtheid van die uitspraak. Had ze maar toegegeven: ‘verdekke toch, even vergeten’, dat is helemaal niet erg. Of gezegd dat ze niet wist wàt te zeggen, ik zou het goed begrijpen.
Spreek me net wel aan, vraag maar raak, riskeer de bibberstem en tranen (van mij of van jezelf), toon je onbehouwenheid … Maakt niet uit, als het maar ‘echt’ is.

Zoals op de dag van haar begrafenis, als iedereen komt condoleren. Een aangetrouwde nicht schuifelt in de rij naar me toe en zegt dan: “Ik ga je nu eens goed vastpakken want ik weet toch niet wat zeggen.” Die knuffel troost me nog steeds.