Sweet Doc

10u02. Het is zover, het toelatingsexamen geneeskunde ging net van start. Na maanden voorbereiding mag je eindelijk dat examen afleggen, en daarna: vakantie!

Met kerst 2017, in je vijfde middelbaar, had je naar eigen zeggen ‘het licht gezien’. Dat betekende: ‘ik weet wat ik wil worden: geriater’. Grootmoeke en grootva heel blij met een aspirant-dokter in de familie en dan nog ene waar ze zelf op consultatie zouden kunnen komen 😉

Tegen krokus 2018, enkele maanden later, klonk het plots helemaal anders. Want volgens een jonge leerkracht Nederlands (!) in het xaveriuscollege, bevonden zich de slachtoffers van burnout vooral tussen de dokters en de studenten geneeskunde. Te zwaar, te moeilijk, te lang, geen leven, pokke-job. En jij wil ook eens een feestje meepikken, later een gezin stichten. Dus bye-bye geneeskunde-droom, je hield het bij farmacie. Al bleef dokter als plan B of C sluimerend aanwezig.

Het werd een jaartje zwalpen tussen A-, B- en C-plannen. Alles in de medische sfeer, geen enkele studie stond lang op de A-plek vast, geneeskunde bleef als een B of C verscholen wegens ‘onbereikbaar’. Ik zag je in een impasse wegzinken, twijfelend aan jezelf en je toekomst.

Tot er wat infomomenten aankwamen, die je daags tevoren aan mij aankondigde: een infomoment bij Stud’Ant rond het toelatingsexamen voor geneeskunde en op dezelfde dag de SID-in beurs met informatie over alle studies. Je zou nog wel kiezen, in zoveel informatie op één dag had je geen zin. We zouden wat op die beurs gaan rondwandelen. Want intussen was je toch voor dat eeuwige reserveplan ingeschreven in een voorbereidingsreeks via de universiteit, informatie over het examen zou vanzelf volgen. En dan nog, pff, in geneeskunde had je eigenlijk geen zin meer.

Gelukkig wou mama toch naar dat infomoment, samen met jou dan. En daarna naar die beurs. We zouden er gewoon een gezellige regenachtige dag met ons twee van maken. Dat vond je prima.

Bij Stud’Ant volgden ouders en jongeren apart een presentatie over het toelatingsexamen, maar ook over een intensieve voorbereiding tijdens een reeks weekend- en vakantiedagen. Je ging er binnen alsof je altijd wel wat voor geneeskunde zou voelen maar nooit zou gaan studeren, met een gelatenheid die me boos maakte op een voor mij ongekende leerkracht. Je kwam twee uurtjes later buiten alsof je voor de tweede keer het licht had gezien. Je geloofde er weer in en je wou het zo graag: geneeskunde gaan studeren, dokter worden. Hier zag je ook de kans weer om je voor te bereiden en de muur van het examen over te klauteren. Hier had je een geruststellende omgeving gevonden.

Er volgde nog een info-avond rond beroepen, waar je laatste restje twijfel werd weggeveegd. Want in jouw gezwalp had je interesse gekregen in wetenschappelijk onderzoek. Toen bleek dat de studie geneeskunde een erg brede waaier aan toekomstmogelijkheden biedt en bovenal de betere basis is voor wetenschappelijk onderzoek, was je helemaal overtuigd.

Geneeskunde met stip als plan A, een reeks andere bio-chemische-medische studies in een wisselende volgorde als plan B. Je volgde de voorbereidende opleiding bij Stud’Ant, miste geen enkele dag, studeerde thuis, volgde verder school, ging op Italiëreis, deed eindexamens, rondde het secundair schitterend af en vloog er meteen weer in om alles te halen uit de laatste blokperiode voor de toelating. De eindejaarsrommel werd gewoon overspoeld met meer papieren, boeken, comfortabele kleding en keukenwaren. Intussen een hittegolf, de mobiele airco bracht verkoeling. Ons eerste pleegkindje Noah in huis als ideale afleiding, waar je liefdevol en vrolijk je pauzes mee doorbracht. Je vrienden al volop in vakantiemodus, op festivals en tot de middag in bed … maar gelukkig ook heel wat lotgenoten om eens bemoedigend mee te chatten!

Wat een toewijding en discipline! We zijn zo trots op jou, op de weg die je al aflegde. Hoe het vandaag ook loopt en wat de uitkomst er ook van zal zijn, ons heb je helemaal overtuigd van je wil en je kunnen! Eerlijk gezegd: ik zie een zorgzaam dokter of specialist in jou, iemand waar mensen graag en goed door geholpen zullen worden.

Vandaag reden jij en ik gezellig onder ons twee naar Brussel. Goed op tijd vertrokken, wat geen overbodige luxe bleek, want alle verkeer zat vast. We hebben meer dan de reservetijd nodig gehad om er te geraken, dat gaf zeker extra stress. Dat kan je – naast je keuze voor grieks-wiskunde in de derde graad met net iets minder wetenschappelijke vakken – gerust als een excuus gebruiken voor het eventuele niet-slagen!

Bijna zeventien jaar geleden reed ik met jou naast mij, onder ons tweetjes, voor de eerste dag naar de crèche, waar een zestal weken tevoren ons Besje in elkaar was gezakt. Dat het een emotionele rit en afscheid was hoef ik niet te vertellen. Een muur waar ik over moest klimmen om in de toekomst niet ingesloten te geraken. Het leven dat verder gaat, dwars doorheen de moeilijkste momenten weer gelukkig proberen worden.

Vandaag is weer zo een speciale dag. Nu klim jij over jouw muur. Het laat me niet onberoerd. Ik duim zo hard dat je dat beetje geluk aan jouw kant zal krijgen. Wat dat ook betekent: van de eerste keer geslaagd, of anders een nieuwe kans of een mooi plan B. Je hebt ervoor gewerkt en zal dat ongetwijfeld nog doen.

Een geladen moment om vandaag met jou naar Brussel te rijden, met de herinnering aan de emotionele tocht naar en doorheen de crèche zeventien jaren geleden.
(Intussen zorgt Dirk voor Noah en wandelt ermee doorheen het park naar de crèche … l’histoire se répète.)

Jouw dag vandaag.
Sweet doc, lieve dochter: veel succes en geluk!

Examentijd

In aanloop naar de kerstvakantie zijn er volgens een eeuwenoude traditie examens af te leggen. Dat zullen we geweten hebben. Ons hele huis leeft mee met twee studerende tienermeisjes. Alles is er: van rondslingerende papieren over geeuwgeluiden (“saaaaaaai”) en vreugdekreten (“jeuj, ik kèn het!”) tot zenuwen voor en voldoening na. Om van uitgelaten lachsalvo’s te zwijgen die de spanning na een lange studienamiddag doorbreken. Muziek moet uit of aan, de verwarming gaat hoger en de eettafel wordt af en toe helemaal ingenomen, waarschijnlijk omdat het eigen bureau bezaaid is met leerstof, tot de muren toe. Zie foto.
Twee blaadjes met puntenvoorspellingen worden dagelijks netjes ingevuld en … het ziet er voor beiden goed uit.

De wekker staat vroeger of later dan normaal, afhankelijk van het uur dat ze op school worden verwacht voor het moment van de waarheid, afhankelijk ook van de tijd die ze nog nodig achten voor een laatste herhaalsessie. Dagelijks worden er andere afspraken gemaakt wie wanneer zal thuis zijn en wat er gegeten zal worden. Want niets zo belangrijk in examentijd als de innerlijke mens, die snackt naar lekkere tussendoortjes!

Bon, er moet flink gestudeerd worden, maar ook leuk gepauzeerd. Daartoe is een structuurschema opgesteld, waarin werd genoteerd wanneer het uur studeren afgewisseld kan worden met een kwartiertje pauze. Beide studenten dienen hun middag synchroon in te delen, in de hoop dat het helpt gezamenlijk de focus te behouden. We stellen vast dat de focus vooral ligt op de aanvang van elke pauze, iets minder op het einde ervan. Maar geen klagen: de blaadjes met voorspellingen beloven niets dan goeds.

Dat mama buitenshuis gaat werken, is plots iets verrassends. Ik beschouw het als een compliment. Het lijkt tot heden amper op te vallen dat ik, naast zorgen voor de huisgenoten, één en ander te doen heb. Zoals: uit werken gaan, al is dat in mijn geval wel met de grote luxe zelf te kunnen kiezen hoeveel uren en dewelke. Dat ik mijn planning grotendeels aanpas aan de tijdsindeling van de kinderen, wordt pas duidelijk nu ze zelf meer thuis zijn. Nu ze met hun neus op mijn afwezigheid gedrukt worden en giechelig vaststellen: tiens, jij hebt wèrk???

Want nu ze wat groter en zelfstandiger worden, gun ik mezelf enkele uren werken extra. Thuiskomen van een examen, tafel dekken, boterham eten, tafel afruimen en alvast een uurtje achter de boeken; dat moet al eens lukken zonder ouderlijke supervisie. Dat ze bij thuiskomst de iPad vastpakken alvorens aan lunch te denken, daaraan hoeft uiteraard niemand te twijfelen. Zowat elke pauze gaat helemaal op aan schermpjes vol chatberichten of spelletjes. Tenzij het echt teveel wordt en studeren niet meer schijnt te lukken, dan wil het idee van een looptoertje in het park met aansluitende verkwikkende douche nog wel aanslaan.

Zo ben ik – weg van huis – aan layout bezig als het middag wordt en het tijdstip van de boterham aanbreekt. Ik vraag me af hoe het gaat, hoe de examens van vandaag zijn geweest en of de meisjes veilig en wel zijn thuisgeraakt. Ik stuur een berichtje aan het eerste kind en krijg geen antwoord. Een berichtje aan het tweede kind heeft 10 minuten later evenveel succes. Het is namelijk nog nooit zo moeilijk geweest een tiener te bereiken dan in deze tijd vol communicatie-devices. De chat dan maar, daar zitten ze voortdurend op. Hun bolletjes staan grijs, ze zijn niet online. Dat komt wel weet ik, er zijn nog zekerheden.
Enkele tellen later zijn ze geheel volgens voorspelling bereikbaar, twee bolletjes huppelen naar boven en kleuren groen. Zie je wel, mama is mee in het digitale tijdperk! Het tweede kind antwoordt als eerste braaf op de vragen die ik stuur. Ja, een goed examen gedaan. Ja, de zus ook. En ‘ja juist gedaan’ als ik wil weten of ze al gegeten hebben. Op mijn logische volgende vraag of ze opgeruimd hebben komt geen antwoord meer. Volledige stilte. Twee grijze bolletjes zakken weer af naar de diepte der onbereikbaarheid en blijven daar tot na half twee, de start van het eerste studieuur.

Als ik niet veel later thuiskom, is alles rustig. De eettafel glimt en de vaatwasser is ingeladen. Het is toch om helemaal warm van te worden?

Een eerste maand verder

De maand september ging supersnel voorbij. Bij die eerste kennismaking in het kinderziekenhuis, kwamen intussen al 5 bezoekjes bij.

Op vrijdag naar de genezende kanjers van kinderen, ik begin er hoe langer hoe meer naar uit te kijken. De laatste werkdag krijgt een heel aparte invulling en geeft glans aan mijn weekend. Of de week nu rustig was of druk, makkelijk of lastig, daarna komt steeds DE vrijdag en dan is het weekend.

Op vrijdag ben ik de ‘spelletjesmevrouw’ zoals Arthur A me noemde. Drie weken heb ik hem een bezoekje gebracht om wat afleiding te brengen, week na week zag ik hem opklaren. En toen was hij weg. Dag pientere Arthur!
Zo ook Emma, 3 weken, telkens een ander spelletje, en nu onderweg naar huis. Dààg vrolijke Emma. Maak er een leuk weekend van!
Bij de grotere Chérine bracht ik eens zowat de helft van m’n dag door, ze genoot duidelijk van gezelschap, een babbel, een spel, een stukje tekening.
In de speelkamer waaien kinderen aan. Of ik haal ze er naartoe. De schattige Mattis, met z’n drie jaren nog weinig spraakvaardig, maar alles aan hem verraadt heerlijk veel fantasie en humor. Balletje rollen was het de eerste keer, op mijn eerste dag, het allereerste contact. Vandaag een uurtje pret met vormpjes, dierendomino en wascokrijtjes.

Op vrijdag maak ik tijd voor babbels, met de mama van Laetitia bijvoorbeeld, die haar behandeling steeds op vrijdag krijgt. Die babbel pept mijzelf allicht het meeste op, geef ik graag toe. Prachtig om te zien hoe veerkrachtig mama’s van zieke kinderen kunnen zijn. Het is geruststellend voor een beginneling als mezelf.
Babbels met de mama van Emma, zelf ook ziek, ongeneeslijk ziek maar hopelijk stabiel. Blijdschap om haar dochter, verdriet om zichzelf, moed en levenslust. Aandoenlijk.

Vrijdag is ook de dag van de kleurtjes: ik bereidde inkleurtekeningen voor, 2 grote tekeningen in kleinere stukjes opgedeeld. Zodat kinderen uit verschillende kamers samen kunnen werken aan één groter geheel. Elk kleuren ze een klein stukje in. De groteren kiezen meestal voor een stuk uit de abstracte 25-delige tekening, de kleintjes kiezen een stukje ‘behangpapier’ met bloemetjes. Dat kleuren ze heel enthousiast in. Tenminste als ik bij hen kom zitten. Want toekijken en babbelen horen erbij! Het blijft daarom bij één stukje per week, heb ik gemerkt. Ik kies zelf wie ik die week laat kleuren, als die er zin in heeft tenminste. Iemand die ik al meermaals zag, iemand die wat ingevulde tijd kan gebruiken, … het specialleke van de week.

Hoe vrijdag zal verlopen is steeds weer een verrassing. Behalve de vergadering om 9 uur en de lunch met de vrijwilligers in het personeelsrestaurant. Tussendoor gaat altijd anders. Wie zal er nog altijd zijn, en hoe gaat het intussen? Wie is nieuw, wie is er opnieuw? Wie komt langs voor een behandeling, welk kind is er met of net zonder begeleiding?
Stijn heb ik niet meer te pakken gekregen. Hij was al na twee weken naar huis, en toen hij er nadien terug was, ging ik langs maar lag hij te slapen. Arthur B uit Congo zal lang in het ziekenhuis verblijven, ik ga er nog veel Nederlands mee oefenen. Laetitia, Toon, Mattis, Rosalie, … komen vaak weer terug voor een dag of wat langer. Tot ze genezen zijn van kanker. Elke week nieuwe en ook vertrouwde gezichtjes. Leuk om kinderen terug te zien, altijd mee hopen dat ze héél snel nooit meer hoeven te komen.

Op vrijdag beland ik met m’n voeten op de grond. Kom ik in een afdeling waar werelden door elkaar lopen. Joelende kinderen, dokters, een school. Een overdonderend grote familie op één kamer, een mishandelde baby alleen in een andere. Een vluchteling, pleegkind, kleinkind, overbeschermd kind, achtergelaten kind, gewoon kind. Elke kamer een verhaal, een extensie van een gezin, of afdruk van het gezinsloze leven buiten deze muren. Vele ver-van-mijn-bed problemen in compact formaat in ziekenhuiskamers gepropt. En in deze kamers stap ik binnen. Hier en daar, waar ik denk iets te kunnen bieden, waar ik hoop mezelf comfortabel genoeg bij te voelen, doen wat ik kan. Steeds minder aarzelend, relaxter, met een groeiend vertrouwen dat de simpele tijd die ik te bieden heb harten verwarmt.

Na zo’n vrijdag komt het weekend, welverdiend.

Kennismaking

Het is zover, de nieuwe start op vrijdag 2 september. Na alle gevolgde opleidingen ben ik er officieel klaar voor: een “permanentie” gaan doen bij ernstig zieke kinderen. Op de vraag van velen wat zoiets inhoudt, kan ik niet veel antwoorden, ik weet het zelf ook niet zo goed. Het wordt vast iets in de zin van luisteren, spelen, tijd spenderen, er gewoon zijn. Dat klinkt doenbaar, we gaan dat doen.

Ik wil er ietwat voorbereid aan beginnen en vraag daags tevoren aan m’n dochters om in hun boekenkast te duiken en me een mini-selectie mee te geven. Ik wil graag iets meenemen van hen, van hier thuis, naar de zieke kinderen ginder. Ze keuren en kiezen met volle overgave, en ik kan hun warme steun zeker gebruiken …

Om 9 uur volg ik de briefing met de leerkrachten van de ziekenhuisschool. Het gaat er jolig aan toe. Ik had meer sérieux verwacht maar ben stiekem enorm opgelucht dat er gelachen kan en mag worden.

Na de briefing volgt nog een persoonlijke uitleg en rondleiding, en dan is het 10 uur. Ik heb een lijstje met kamernummers, namen, leeftijden, omstandigheid en ik heb totaal geen idee waar te beginnen. Of bij wie, en hoe. Ik begin te wikken en te wegen, gun mezelf eerst nog een kopje koffie en ga met verhoogde hartslag door de gangen dwalen. In de kamer die ik binnen wil is mama aan de telefoon, in een andere wat veel volk aanwezig. Dan weer wikken en wegen waarheen. Tot ik voorbij de speelkamer kom en er een mama met haar zoontje aantref. Ik stel me voor, er volgt een voorzichtig gesprekje. Mattis heeft wel zin in spelen met mij, we rollen het balletje van de sjotterkas over en weer naar elkaar, mama schuifelt mee door de kamer terwijl ze het infuus van haar zoontje vasthoudt. Tussen het spelen door wordt er wat gepraat, of is het even stil. Een ander spelletje spelen wil Mattis niet, een boek lezen ook niet. Balletje rollen, balletje zoeken. Ik kondig mijn vertrek aan, om naar een ander kindje te kunnen gaan. Nog drie keer, zeg ik, en die drie keer blijft het balletje heel lang weg, het is plots onvindbaar zoek, helemaal naar de andere kant weggerold …

Het ijs is gebroken, ik heb mezelf en een beetje durf gevonden. Gewapend met 2 van de boeken die ik meekreeg stap ik de kamer van Julian binnen, ontsmet correct m’n handen, zet een masker op en maak kennis met mama en zoon. Julian heeft wel interesse in een boek en kiest het kleinste, over het konijn Rikki en z’n vriendjes. Hij begint spontaan zelf te lezen, z’n mama fleurt er helemaal van op. Het is eens wat anders dan een computerspelletje! En hij leest erg goed, na slechts 3 maanden eerste leerjaar achter de kiezen. Na enkele minuten gebaart ze dat ze eventjes iets gaat zoeken, ik blijf bij Julian die rustig verder leest. Mama komt weer binnen met een teruggevonden kop, en als ze vaststelt dat alles prima verloopt en ik nog blijf zitten, verdwijnt ze weer voor heet water. Ik hoor haar in de gang trots aan de verpleging verkondigen dat hij zo goed aan het lezen is. Dit voelt prima!

Als het boekje uit is, wil hij weer een spelletje op de GSM spelen maar weigert om eerst een vraag op het scherm correct te lezen en in te vullen. Mama en zoon in een conflict, ik denk dat het tijd is om weer verder te gaan. Een volgende keer kom ik nog eens terug, wil je dan opnieuw lezen? Neen, volgende keer kiest hij voor een spelletje.

En daar sta ik weer in de halfduistere gang. Om mijn lijst te kunnen lezen en iets te noteren wil ik het licht van de verpleegruimte opzoeken. Makkelijker gezegd dan gedaan, in dit kluwen van gangen vind ik mijn weg absoluut niet. Ik wandel weg en weer, kom alles 2 keer tegen alvorens de plek te vinden die ik zocht. Dat gaat zo de hele tijd. Volgende keer breng ik mijn stappenteller mee. Of een bril 🙂
Maar goed, de wandelingetjes helpen me ook om even te ademen (figuurlijk dan) en weer ‘op te laden’ voor het volgende bezoek. En ik word een geziene figuur op de afdeling, de poetsvrouw heeft gauw genoeg geamuseerd in de gaten dat ik alweer op de dool ben.

In de gangen ontmoet ik nog een jongetje uit het eerste leerjaar, die net in de klas het woordje ‘ik’ heeft geleerd, en voor wie ik een volgende keer graag wil voorlezen!

Na een vroege middagpauze ga ik langs bij Laetitia en haar zonnige mama. Terwijl Laetitia een filmpje kijkt op een tablet, voeren wij een aardig gesprek. Laetitia kleurt, schildert en knutselt graag. Daar ga ik dus volgende keer aan denken.

Daarna ga ik graag kennismaken met Stijn. Dat is andere koek. Niet dat ik in andere kamers het hoge woord gevoerd zou hebben, maar hier voel ik me wel even met m’n mond vol tanden staan. Een jongen van 13 die kortgeleden erg ziek is geworden. Hij en zijn mama hebben zich er nog geen draai in gevonden. En ik ook niet in deze rol. Ik leer dat de vraag ‘hoe gaat het?’ in een situatie als deze wel vriendelijk en beleefd is maar tegelijk schrijnend zinloos. Het gaat niet goed dus, maar het is wel een goede dag, na een slechte pijnlijke nacht.

Het wordt een haperend gesprekje, een beetje op de vlakte. Met het opvallende verschil  dat de zieke zelf helemaal mee aanwezig is in de babbel. Helemaal anders dan bij een kleuter, maar ontzettend boeiend. Ik durf nog weinig vragen te stellen. Ik bewonder zijn knuffel, en dat hij dat zelf ‘cool’ vindt. Dat beaam ik, een knuffel is cool. Want een dertienjarige jongen die z’n emoties durft tonen door zich weer openlijk aan z’n knuffel vast te klampen, die vind ik megacool. Een volgende keer wil hij wel eens graag monopoly spelen, ik beloof om iets in die aard mee te brengen.

Antony is hier voor één dag, om een behandeling te krijgen. Er is dus al een heel verhaal te vertellen en daar krijg ik van zijn mama een stukje van te horen. De haren beginnen erg uit te vallen, dat doet hen beiden pijn. TV kijken is zijn voorrecht als hij in het ziekenhuis is, thuis mag dat overdag niet. Maar als de film gedaan is en hij meer interesse krijgt in de omgeving, probeer ik toch eens of hij zin heeft in een spelletje of een verhaal? Ze hebben zelf vier-op-een-rij bij, en daar gaan we mee aan de slag. Zonder echte regels, de regel is dat ik mijn gele schijfjes zet waar hij ze wil hebben. Voor vandaag leg ik me erbij neer maar volgende keer wil ik winnen! 🙂 Ook hier zorgt het bezoek voor wat ontspanning voor mama, die haar sudoku verder invult. Na het ‘nog één keer’ spelletje neem ik afscheid. Het is dan voorbij twee uur en mijn dienst zit er voor vandaag op.

Ik leerde kinderen en ouders kennen, een situatie, een verpleegeenheid, een team, ik maakte kennis met de rol die ik zou kunnen spelen en zocht hoe ik dat zou aanpakken. Ik zag nu al hoe verschillend mensen en verhalen zijn. Ik mocht getuige zijn van kleine goede nieuwsjes: yes, hij mag vandaag chemo krijgen en dus mogen we over drie uur naar huis. Joepi de koorts is weg en daaag wij zijn hier weg!

Dan ben ik zelf weer weg. Moe en helemaal warmgedraaid. Had duidelijk de foute kleren aangedaan, te warm. Thuis de douche in. En eventjes een weekend bekomen, alles draait nog stevig door in mijn hoofd.

Ik kijk uit naar het vervolg. Er is nog heel wat werk aan de winkel, onze taak moet vorm krijgen. Een eigen lokaaltje misschien, een kast, materiaal, mogelijkheden, een functie krijgen. Een atelier zou leuk kunnen zijn. Iets creatiefs kunnen doen, knutselen, koken, … Kunnen we complementair zijn aan de ziekenhuisschool?
Qua gevoel zou ik morgen al terug willen langsgaan, even kijken hoe het gaat met Stijn en de anderen. Een halve dag per week lijkt me op dit moment weinig, en vooral (te) veel tijd tussenin. Kinderen die er 3 weken opgenomen zijn zal ik maximum 3 keer zien. Dat lijkt weinig voor zo een lange opname. In een ander systeem, zonder vaste (lage) frequentie per week, zou dat anders kunnen zijn, maar dat is allicht moeilijk haalbaar.

Ik begin aan een week vol andere taken, stel intussen een koffertje samen met beloofd spelmateriaal, en zal vrijdag met nieuwe energie naar de kinderafdeling trekken!

Weer naar school

De eerste dag vrijwilligersschool is achter de kiezen. Op 9 mei was ik één van het dik dozijn mensen dat opgeleid wil worden tot een luisterend oor, om het leed van zieke mensen en hun naasten te verzachten.

Ik ben stevig omver geblazen.

Ik verwachtte een homogene groep van gelijkgestemden, dacht mezelf in anderen te zullen herkennen. En kwam terecht tussen verschillende personaliteiten, mannen en vrouwen, van alle leeftijden. De standaard aspirant-vrijwilliger – zo dacht ik – is een zichzelf wegcijferend persoon, die perfect aanvoelt wanneer er gepraat of gezwegen moet worden en zich vlot weet uit te drukken, die in staat is te incasseren en bestand tegen miserie. Dat ik zelf niet helemaal aan die beschrijving voldoe, dat had ik al door en min of meer aanvaard. Maar dat op eerste aanvoelen niemand eraan voldoet, daar schrok ik even van. Ik moest mijn beeld van de vrijwilliger bijstellen, en wel heel grondig. Mij lijkt intussen dat er geen standaard beeld bestaat. De vrijwilliger, het is geen typetje. Eender welk mens met dat willetje extra en een beetje tijd teveel, komt in aanmerking.

Zoals dat overal wel gaat, vertelden sommigen relaxter en uitvoeriger dan anderen hun eigen verhaal. In zo een cursus wordt daar namelijk naar gevraagd, het wordt verwacht ervaringen te delen. En sommigen hebben de gave bij een eerste kennismaking meteen een stuk diepste zelf te tonen. Bewonderenswaardig vind ik dat, overdonderend. Mij lukt dat niet zonder gewenning of een stevige portie zenuwen.
Beangstigend vind ik het tegelijk. Want wat als het een verpakte schreeuw om aandacht is, iets exhibitionistisch, een vorm van zelfbeklag? Hoe zou een zieke zich voelen bij het bezoek van iemand die vooral zichzelf graag hoort praten?

Beangstigend ook op een andere manier: omdat ik me groen voel bij deze verhalen van mensen die aan het ziekbed stonden van hun geliefde, of er zelf hebben ingelegen. Ik voel me een beetje een indringer, een pottenkijker. Hier zit ik met mijn luisterbereidheid en vermoeden van emphatisch vermogen, met mijn persoonlijke ervaringen rond afscheid en verdriet. Maar heb ik daarmee voldoende te bieden aan een kankerpatiënt of zijn naaste? Heb ik het recht te geloven dat ik hoop, licht en troost zou kunnen brengen, gewoon door wie ik geworden ben?

6 uurtjes worskhop – inclusief middagpauze dan nog –  ik dacht dat het een makkie ging worden. Maar die uren reflecteren en praten hebben hun doel niet gemist, ik ben – op z’n zachtst gezegd – een beetje van mijn melk.

Wat ook te maken heeft met m’n verjaardag die eraan komt. Mijn dag! De hoop vertroeteld te zullen worden, de vrees dat de dag als een doordeweekse zal voorbijgaan, wat eigenlijk ook prima is. De ontgoocheling op voorhand, en bovenal ontgoocheld in mezelf. Zie mij plat hunkeren naar mijn persoonlijke portie aandacht …

 

Zwart-wit

Ongewild aan huis gekluisterd op deze zwarte dag.
Onze wereld is (alweer) diep getroffen.

De geplande lange looptraining maakt plaats voor een zitje aan de computer met de radio vlakbij. Tussen de reeksen onheilspellende berichten over aantal doden en gewonden door, vul ik documenten in die ik gisteren in mijn mailbox vond. Ik beantwoord de vragen waarom ik als vrijwiller aan de slag zou willen bij zieke medemensen.

Omdat ik de wereld een beetje mooier wil maken. Omdat ik wil zorgen, mensen blijer maken, luisteren, toekomst creëren, omdat ik het kan en dat wil.

Nadenken over mijn kleine stukje goede wil, terwijl doden worden geteld en gewonden afgevoerd, terwijl duizenden reizigers en bedienden gevangen zitten in een stad waar alle openbare leven is lamgelegd.

Op een dag als vandaag solliciteren voor een goed doel, wat een paradox. Of net niet?

Het is gebeurd

De ochtend van het vertrek. Vandaag gaat ze op klasdagen. Ze is er al weken intens mee bezig. Hoeveel zin ze daarin heeft, hoe leuk dat zal zijn. Of ze een topje of een t-shirt zou meenemen om in te slapen. (Het werd de laatste optie want er zitten ook jongens in de klas, nvdr.). Welk beleg er zou zijn voor op de boterham, ‘waarschijnlijk zo van die gewone kaas, salami en choco’. Dat haar titularis echt een toffe is. En dat ze er zin in heeft, tot wel 10 keer per dag heeft ze er zooooooveel zin in!

De valies ligt al twee dagen bijna-klaar en sinds gisterenavond bijna-helemaal-klaar. Tot drie keer toe hebben we alles overlopen, zodat ze zeker alles bij heeft. Botinnen, slaapzak, gezichtslotion en 3 truien voor evenveel dagen. Ze heeft een ‘pikant’ vragenlijstje opgesteld voor een spel, dat moet ik nog afprinten, alsook een foto van Bilbo de kat. En de playlist met 50 nummers (maar slechts ene van One Direction hee mama!) is ook al dagen klaar. O de oplader voor haar smartphone moet zeker mee!

Vanmorgen is ze vroeger wakker dan strikt noodzakelijk en fluitend dekt ze de tafel. De dagelijkse strijd met de jongere zus over die taak is eventjes ver weg, vandaag gaat het vanzelf. Ik heb er ZIN IN roept ze in crescendo. Zal ik eens iets vertellen over mezelf? Ik heb zin in klasdagen!!

De bestemming? Brugge, per autobus. De medereizigers? Haar klasgenoten van de derde Grieks-Latijnse. De bende ongeveer 14-jarigen zien elkaar alle schooldagen en daarbuiten treffen ze elkaar op de urendurende klaschat. Maar zo samen op klasdagen is de max, vooral als je met z’n allen zo goed overeenkomt.

Ze is blij dat ze niet met de auto tot Brugge gebracht moeten worden. Uiteraard zou ik taxi moeten spelen voor de heenreis en, waarom ook niet, voor de terugreis. Maar deze ochtend vindt ze het een comfortabeler gedachte niet met vriendinnen en mama in één auto te moeten. Want mama zou de hele tijd lachen en zo. Een goedgezinde mama die zich amuseert met dochter & friends, het is natuurlijk ronduit gênant.

‘Mama, wil jij voor vanmiddag mijn boterhammetjes smeren?’ Elke schooldag maakt ze haar eigen lunch, maar op een dag als deze ligt het anders. Een gevoelskwestie. De liefde spat er af, haar aanhankelijkheid. Laat maar komen eventjes, mama-zorg-voor-mij. Ik maak een boke met rillettekes en eentje met camembert, van de choco blijven we ver weg. In de brooddoos verder een mini-dessertje en nog een koekje voor onderweg.

Een kwartier voor afspraakuur. Ze tilt haar valies op en duwt die met haar knieën de koffer van de auto in. Gelukkig is onze Schepper zo vooruitziend geweest kinderen uit te rusten met een goed stel knieën die je kan knikken om een zware valies de autokoffer in te duwen. Voor het geval je op klasdagen gaat dus.

We zitten in de auto. ‘Heb je alles bij?’ Ik vraag het plagend. ‘Som eens op?’, antwoordt ze. Tandenborstel, GSM, eten voor vanmiddag, zakdoeken … ‘Geen zakdoeken’, zucht ze en stapt tegen haar zin weer uit om er te gaan halen. Er wordt geen verdere opsomming verwacht.

We zijn mooi op tijd. Nog voor de auto goed en wel stilstaat, krijg ik van haar (buiten het zicht van de klasgenoten) een dikke-dag-mama-kus en dan draait haar focus naar de vrienden. Ze duikt naar buiten, haalt haar valies uit de koffer en wandelt naar de school. ‘Amuseer je’ zeg ik tegen haar rug. Jaja mama. ‘En braaf zijn in Brugge’. Jaja, seg mama.

Ze gaat op in een groepje. Ik vertrek terug naar huis, tracht nog twee keer een glimp van haar op te vangen maar krijg haar gezicht niet meer te zien. Geen blik, geen wuifje. Voor haar ben ik al weg.

Het is gebeurd, denk ik. In gepaste contexten gaan de vrienden voor, ze zal dit allicht de komende jaren heerlijk nadrukkelijk duidelijk maken, tot een nieuw evenwicht wordt gevonden. Ze heeft een eigen leven dat zich meer en meer buiten thuis afspeelt.

Het is gebeurd, denk ik, onze dochter heeft nu ‘roots’ waar ik deel van ben en ‘toekomst’ waarin ze me nog niet goed weet te plaatsen. Zo gaat dat altijd en met haar gaat het dus ook zo. Het gaat goed met haar. Met een bijzonder warm gevoel en een glimlach op m’n gezicht draai ik de straat links in, uit haar zicht – al merkt zij dat niet -, naar thuis. Amuseer je meisje en tot over 3 dagen!

Topprestaties

Het overkwam me weer, en net als alle voorgaande keren na een nietsbetekenend euvel. Dat het WC-papier dat ik een verdieping te laag klaarlegde voor de huisgenoten – toen ik zelf snel moest vertrekken – uren later inderdaad wel de trap was opgeraakt, maar nog steeds mooi verpakt op 1 meter van de plee stond te wachten op een goede ziel die het lege rolletje wou vervangen. Want ‘we gebruiken wel vochtige doekjes’, en ‘een man heeft niet altijd WC-papier nodig’. Of nog beter : ‘als zij het niet doet, dan ik ook niet’.

Dat ik de volgende ochtend een frons als antwoord kreeg op mijn melding dat ik geen fietsband kan repareren, was genoeg om een wervelstroom aan gedachten op gang te brengen. Naast dagelijkse maaltijdverstrekker, beheerder van wasmachine en strijkijzer, contactpersoon voor familie en vrienden met of zonder zorgen, opvoeddeskundige en algemene CEO van het huishouden ben ik ook de aangewezen persoon om rolletjes te vervangen en een band te plakken. Oh ja en soms wèrk ik ook wel, … als er nog tijd is.
Dat het pedagogisch gezien verantwoord is het sixpak zonder verdere commentaar ongeopend te laten liggen waar het ligt, tot de kroost wèl droog papier nodig heeft, daar kan ik inkomen. Maar ik zie mezelf niet gelukkig functioneren in een huis waar zulks het systeem wordt. Met communicatie en hulpvaardigheid kom je mijns inziens een pak verder, in een toffere sfeer en met een opgeruimder huis als resultaat.

Goed, de rolletjes zijn aanbeland waar ze hoorden te zijn maar de fietsband is nu al drie dagen plat. Ik heb namelijk andere dingen te doen. Ik heb ambities, plannen en projecten op stapel. Ik heb nood aan topprestaties, wil resultaten behalen. Een ècht resultaat zoals een mooi rapport, een dikke uitgaande factuur, een voorstelling, een sportprestatie, een leven redden, de vluchtelingen helpen, het verschil maken. Iets waarvan men ‘wauw’ zegt of doet. Ik ga knappe boeken schrijven, ik ga de eindmeet halen van een marathon en wie weet wat nog. Want met de alledaagse soep en patatjes op tafel, een goedgevulde ijskast en versgestreken goed in de kast valt amper te scoren, een mens went daaraan. En ook van de freelance opdrachten, tijd en aandacht voor de kinderen en ouderen, de vrijwillige hulp in school bij pannekoekenslag of zwembadbezoek, … wordt nauwelijks nog opgekeken.

Niet dat er een nijpend gebrek is aan waardering of ondersteuning, wel in tegendeel. En niet dat ik elke dag uitvoerig bedankt wil worden voor het gevarieerde, verse eten en de rest. Maar het voelt bij wijlen als een zinloos gehobbel en geploeter. Ik haal er zelf niet altijd voldoening uit. Vind mezelf dan niet goed bezig en van de anderen dat ze te weinig van me verwachten. Ik heb nog wel wat anders in mijn mars. Ik heb gestudeerd en al.

En toch weet ik dat het een serieus verschil zou maken. Als de kinderen wel een leeg huis zouden aantreffen na school, ik geen tijd had om bij m’n ouders eens een boke te eten en meteen wat computerproblemen op te lossen, als er op weekdagen bij gebrek aan tijd boecht op tafel zou staan, als we in het weekend alle boodschappen zouden moeten doen en snel-snel de was erdoor draaien. Dat ik tijd heb, is een welkome luxe voor een heel gezin. Ik zou er zelf wat dankbaarder om mogen zijn.

Het zou pas een topprestatie zijn zelf tevreden te zijn over mijn goedgevulde dagen, met moederen en zorgen als belangrijkste taken. Het is een visie en een keuze. Ik moet leren blij zijn met de kansen die ik krijg om dat goed te doen.

Maar tussen het banale werken en heerlijk moederen door, toch nog wat andere topprestaties neerzetten. Voor het gejuich dan, de ‘wauws’ …

Tot over een klein jaar!

Nog even staat hij hier te schitteren, onze steek-mij-ineen plastieken boom. Vandaag of morgen halen we de lege kartonnen doos  boven, gaat de boom in stukken uiteen, de doos in en naar de kelder.

Zo gaat het al zes jaar. Het is stilaan de exclusieve taak van de jongste – die van montages een extra hobby heeft gemaakt – om de boom ineen te steken (nadat de Sint is geweest) en weer uit elkaar te halen (als alle festiviteiten voorbij zijn).

De boom deed hier zijn intrede eind 2009, enkele maanden na een pijnlijke relatiebreuk: mijn grote, sterke vriend was van enthousiaste pluspapa naar bezitterige ik-ben-meer-de-papa-dan-hij geëvolueerd. Dat hij voorstelde onze Antwerpse thuishaven in te ruilen voor een adres ver buiten de actieradius van ‘de echte’ papa, was voor ons gescheiden gezin letterlijk een stap te ver. Ik weigerde, met knikkende knieën, en hij stampte zichzelf woest richting einde van ons verhaal.

Een dikke ontgoocheling rijker, keek ik tegen de feestdagen aan. We zouden het hier toch gezellig maken. Dus met m’n moeder naar een tuincenter voor een kerstboom. En wat mij betrof mocht dat een lichtgewicht plastieken geval zijn. Met ballen en lichtjes erin zie je amper het verschil, en ‘ik ga geen vent in huis pakken voor het gesleur met de kerstboom’, zoals ik letterlijk tegen mijn moeder zei. Dat klonk volgens haar een tikje bitter.

Niet dat ik de liefde had afgezworen, ik wou het gewoon alleen kunnen beredderen. Geen foute redenen of verkeerde verwachtingen. Wel iemand om graag te zien, samen opbouwen wat erin zit en daar heel gelukkig mee zijn. De liefde om de liefde en niet om het ouderschap of de boom.

En zo geschiedde. Er kwam een plastieken ding mee naar huis. Aan het versieren van de kerstboom werd een knutseldimensie toegevoegd: een groenbehaard stalen frame ineenzetten, vervolgens de juiste takjes (let op de kleurenlabeltjes!) in de ‘stam’ klikken, daarna de takjes mooi plooien en openwrijven om de boom een authentieke vorm te geven en pas dan de ballen, slingers en lichtjes erin. Leuk voor de kinderen, heerlijk voor de mama.

Maanden na de boom kwam ook de nieuwe man in huis. Zoals bedoeld ‘om de echte liefde’, ik voor hem, hij voor mij en twee warme harten voor de kinderen. Sterk en stoer is hij niet, maar met onze heerlijke lichtgewicht opbergbare kerstboom in huis, hebben wij niet langer behoefte aan een bink. 🙂

Sweet sixteen

Het went niet, het is er altijd. Het verdriet, gemis, de spijt om wat had kunnen geweest zijn.

Gisteren zou ze 16 geworden zijn. Ze zou net als haar jongere zussen moeten studeren en examens afleggen, en binnenkort zouden we leuke dingen samen doen, kerstinkopen, een nieuwe winterjas zoeken, bij de grootouders op bezoek, op oudejaarsdagen met de bende.

Ze zou me ooit eens meenemen naar een concertje, of uitnodigen voor een voorstelling, ze zou zeker in een kunstvorm uitblinken. Over enkele jaren zou ik bij haar op bezoek kunnen gaan, naar haar studentenkot, of eerste kleine appartementje.

Maar ik blijf gewoon vasthangen aan het halfjaarlijks bezoek in het kerkhof, dat ik vandaag net als vorige keer in m’n eentje deed. Meer zit er niet in. Met de auto naar Edegem, over het lange pad naar de strooiweide, het ritueel om in het gras, op ‘haar’ plekje, telkens in een andere formatie eenvoudige witte bloemetjes neer te leggen, nadat ze een kusje kregen.

Het valt me zwaarder merk ik, om alleen te gaan, maar dat mag. Het is dan volop verdriet, eventjes alle ruimte daarvoor. Nu ze ouder en ouder zou-geweest-zijn wordt, snijdt het gemis anders en elders. Geen woorden kunnen uitdrukken hoe graag ik de zestienjarige Bes zou willen omhelzen. Willen kennen, zorgen voor, observeren, genieten van.

Ik blijf nog wat langer rondwandelen in het kerkhof om namen te lezen en de tranen te laten drogen. Met lood in de benen keer ik naar huis, helemaal niet klaar voor de resterende taken van vandaag. Veel liever ging ik op het strand een lange wandeling maken, desnoods huilend, en daarna bekomen bij de open haard, ergens, helemaal alleen.

Maar ik weet dat het terug gaat opklaren. Dat doet het altijd. Het is hier nu stil in huis, het schrijven alleen al doet deugd. Straks komen haar zussen thuis, gaan we een boterham eten en moeten ze studeren. Hun gebabbel, gefluit en gekibbel brengt me weer bij het hier en nu. Ik zal bij een muziekje vanavond lekker eten koken voor ons allemaal. We zullen het gezellig maken, en warm, en dan goed slapen.

Morgen is weer een topdag.