Zwart-wit

Ongewild aan huis gekluisterd op deze zwarte dag.
Onze wereld is (alweer) diep getroffen.

De geplande lange looptraining maakt plaats voor een zitje aan de computer met de radio vlakbij. Tussen de reeksen onheilspellende berichten over aantal doden en gewonden door, vul ik documenten in die ik gisteren in mijn mailbox vond. Ik beantwoord de vragen waarom ik als vrijwiller aan de slag zou willen bij zieke medemensen.

Omdat ik de wereld een beetje mooier wil maken. Omdat ik wil zorgen, mensen blijer maken, luisteren, toekomst creëren, omdat ik het kan en dat wil.

Nadenken over mijn kleine stukje goede wil, terwijl doden worden geteld en gewonden afgevoerd, terwijl duizenden reizigers en bedienden gevangen zitten in een stad waar alle openbare leven is lamgelegd.

Op een dag als vandaag solliciteren voor een goed doel, wat een paradox. Of net niet?

Sweet sixteen

Het went niet, het is er altijd. Het verdriet, gemis, de spijt om wat had kunnen geweest zijn.

Gisteren zou ze 16 geworden zijn. Ze zou net als haar jongere zussen moeten studeren en examens afleggen, en binnenkort zouden we leuke dingen samen doen, kerstinkopen, een nieuwe winterjas zoeken, bij de grootouders op bezoek, op oudejaarsdagen met de bende.

Ze zou me ooit eens meenemen naar een concertje, of uitnodigen voor een voorstelling, ze zou zeker in een kunstvorm uitblinken. Over enkele jaren zou ik bij haar op bezoek kunnen gaan, naar haar studentenkot, of eerste kleine appartementje.

Maar ik blijf gewoon vasthangen aan het halfjaarlijks bezoek in het kerkhof, dat ik vandaag net als vorige keer in m’n eentje deed. Meer zit er niet in. Met de auto naar Edegem, over het lange pad naar de strooiweide, het ritueel om in het gras, op ‘haar’ plekje, telkens in een andere formatie eenvoudige witte bloemetjes neer te leggen, nadat ze een kusje kregen.

Het valt me zwaarder merk ik, om alleen te gaan, maar dat mag. Het is dan volop verdriet, eventjes alle ruimte daarvoor. Nu ze ouder en ouder zou-geweest-zijn wordt, snijdt het gemis anders en elders. Geen woorden kunnen uitdrukken hoe graag ik de zestienjarige Bes zou willen omhelzen. Willen kennen, zorgen voor, observeren, genieten van.

Ik blijf nog wat langer rondwandelen in het kerkhof om namen te lezen en de tranen te laten drogen. Met lood in de benen keer ik naar huis, helemaal niet klaar voor de resterende taken van vandaag. Veel liever ging ik op het strand een lange wandeling maken, desnoods huilend, en daarna bekomen bij de open haard, ergens, helemaal alleen.

Maar ik weet dat het terug gaat opklaren. Dat doet het altijd. Het is hier nu stil in huis, het schrijven alleen al doet deugd. Straks komen haar zussen thuis, gaan we een boterham eten en moeten ze studeren. Hun gebabbel, gefluit en gekibbel brengt me weer bij het hier en nu. Ik zal bij een muziekje vanavond lekker eten koken voor ons allemaal. We zullen het gezellig maken, en warm, en dan goed slapen.

Morgen is weer een topdag.

Dat het mij ook spijt

Gisteren kon ik er niet aan ontkomen, de vragen van een collega waren te direct. Waarmee ik allemaal bezig ben als ik niet bij hen op bureau werk, naast thuis mama zijn? Of ik ook nog steeds kok ben of ander grafisch werk doe? En dus floepte het woord ‘schrijven’ eruit. Of ik dan romans maak en welke soort? Neen, ik wil iets doen met alle notities die ik vroeger maakte, over het kind dat we zijn verloren en over dat verlies.

De emoties in de ogen van de twee jongere mama’s tegenover me kunnen me niet ontgaan. Hartverwarmend triestig, meelevend, angstig en vragend. Wanneer? Hoe oud? Hoe? Was het ook een meisje? Hoe heette ze?

Enkele minuten later fiets ik naar huis. Het gesprekje zindert na, bij hen waarschijnlijk ook. De ontzetting in hun ogen leert me dat het hen oprecht raakt. Dat ze me dit nooit zouden toewensen, maar ook zichzelf niet. Dat het dichter komt. In deze dagen van angst voor terreur, is het dit verhaal van een overleden kind door hersenbloeding dat hen van slag maakt, hun veilig gewaande leven overhoop haalt. In enkele seconden moeten ze gedachten en gevoelens volledig herschikken. Daar heb ik al meer dan 13 jaren tijd voor gekregen.

Het spijt mij dat ik jullie dit aandoe, mijn verhaal vertellen. Het spijt me dat het gebeurt, dat geen kind onsterfelijk is, dat ik de onfortuinlijke boodschapper daarvan ben. Ik schiet jullie ‘dit kan ons niet overkomen’-gevoel aan diggelen, mijn excuses daarvoor.

Ontkennen heeft geen zin. We gaan ooit allemaal dood. We kunnen enkel hopen dat mensen ons in de juiste volgorde en op een aanvaardbare manier ontvallen. Dat ieder z’n vervaldatum zal benaderen of overschrijden, het oude lijf pijnloos mag stilvallen na een gevuld mooi leven. Heel soms loopt het dus anders, er zijn geen garanties op de ideale gang van zaken, het spijt mij ook verschrikkelijk.

De volgende dag zit ik met een koffietje aan de computer en ben ik gelukkig dat ik deze blog heb om dit neer te pennen.

Dadelijk komen twee grote meisjes thuis en wordt het hier lekker druk,  zullen we genieten van een gezellig weekend met volleybalmatchen, een loopwedstrijd, paardrijles en etentje. Volgende week zal ik daarover kunnen vertellen op het werk. Zullen we samen lachen om wat de ene of de andere heeft uitgespookt of sakkeren op de foute muziek op de radio. En een beetje werk verzetten natuurlijk, dat ook.

Les mamans

Het komt binnen, het komt aan, te beseffen wat gebeurd is. Het duurde enige dagen voor mijn brein daar klaar voor was, en dan nog. Zo onvoorstelbaar. We mogen blij zijn dat we het ons niet kunnen voorstellen.

Daarna de vragen, waarom en hoe. Analyses en angsten. Zijn de kinderen nog veilig in hun school? Zou ik wel in mijn eentje in een park gaan lopen?
Blazen we dat concertbezoek beter af?

Meer nog dan angst, bekruipt me het verlies. De tranen van moederverdriet sijpelen bij me binnen. Ze waren nog zo jong, die willekeurig weggemaaide mensen. Ze waren zoon of dochter, velen net volwassen, enkelen misschien met nieuw leven in zich. Bijna 100 jongvolwassenen in een concertzaal.

Hoe kom je te boven dat je kind van het leven werd beroofd door iemand die het niet eens persoonlijk op je kind had gemunt? Het kwaad opzet en de ongelukkige toevalligheid tegelijkertijd, hoe radeloos kan een achtergebleven ouder daarvan worden?

Niemand heeft mijn kind dood gewild. Een minuscuul fabricagefoutje in haar hoofd was oorzaak van haar overlijden. Er was niemand om achteraf boos op te zijn, niemand maakte een fout of vergissing. Er was enkel het leven zelf, de natuur die er ervoor had gezorgd dat een gezonde baby werd geboren met een piepkleine onzichtbare imperfectie.

De natuur is nooit perfect. De meeste onvolmaaktheden maken mensen zelfs bijzonder. Dat ene foutje maakte voor mij de natuur niet minder betrouwbaar en het leven niet minder mooi. Het drukte ons stevig met de neus op de feiten: dat het leven broos is en elke dag een geschenk. Ook dagen met immens verdriet kunnen goede dagen zijn.

Maar deze moeders, meer dan 100 moeders, ik kan me amper inbeelden hoe ontwricht zij zich nu voelen. Welke dag zullen ze weer als een geschenk ervaren? Wanneer zal hun vertrouwen hersteld geraken?

Het zijn stuk voor stuk onschuldige kinderen van vaders en moeders, die door vreemden plots werden weggeblazen, om de mensheid een lesje te leren. Daar krijgt de wereld het verschrikkelijk koud van.