Examentijd

In aanloop naar de kerstvakantie zijn er volgens een eeuwenoude traditie examens af te leggen. Dat zullen we geweten hebben. Ons hele huis leeft mee met twee studerende tienermeisjes. Alles is er: van rondslingerende papieren over geeuwgeluiden (“saaaaaaai”) en vreugdekreten (“jeuj, ik kèn het!”) tot zenuwen voor en voldoening na. Om van uitgelaten lachsalvo’s te zwijgen die de spanning na een lange studienamiddag doorbreken. Muziek moet uit of aan, de verwarming gaat hoger en de eettafel wordt af en toe helemaal ingenomen, waarschijnlijk omdat het eigen bureau bezaaid is met leerstof, tot de muren toe. Zie foto.
Twee blaadjes met puntenvoorspellingen worden dagelijks netjes ingevuld en … het ziet er voor beiden goed uit.

De wekker staat vroeger of later dan normaal, afhankelijk van het uur dat ze op school worden verwacht voor het moment van de waarheid, afhankelijk ook van de tijd die ze nog nodig achten voor een laatste herhaalsessie. Dagelijks worden er andere afspraken gemaakt wie wanneer zal thuis zijn en wat er gegeten zal worden. Want niets zo belangrijk in examentijd als de innerlijke mens, die snackt naar lekkere tussendoortjes!

Bon, er moet flink gestudeerd worden, maar ook leuk gepauzeerd. Daartoe is een structuurschema opgesteld, waarin werd genoteerd wanneer het uur studeren afgewisseld kan worden met een kwartiertje pauze. Beide studenten dienen hun middag synchroon in te delen, in de hoop dat het helpt gezamenlijk de focus te behouden. We stellen vast dat de focus vooral ligt op de aanvang van elke pauze, iets minder op het einde ervan. Maar geen klagen: de blaadjes met voorspellingen beloven niets dan goeds.

Dat mama buitenshuis gaat werken, is plots iets verrassends. Ik beschouw het als een compliment. Het lijkt tot heden amper op te vallen dat ik, naast zorgen voor de huisgenoten, één en ander te doen heb. Zoals: uit werken gaan, al is dat in mijn geval wel met de grote luxe zelf te kunnen kiezen hoeveel uren en dewelke. Dat ik mijn planning grotendeels aanpas aan de tijdsindeling van de kinderen, wordt pas duidelijk nu ze zelf meer thuis zijn. Nu ze met hun neus op mijn afwezigheid gedrukt worden en giechelig vaststellen: tiens, jij hebt wèrk???

Want nu ze wat groter en zelfstandiger worden, gun ik mezelf enkele uren werken extra. Thuiskomen van een examen, tafel dekken, boterham eten, tafel afruimen en alvast een uurtje achter de boeken; dat moet al eens lukken zonder ouderlijke supervisie. Dat ze bij thuiskomst de iPad vastpakken alvorens aan lunch te denken, daaraan hoeft uiteraard niemand te twijfelen. Zowat elke pauze gaat helemaal op aan schermpjes vol chatberichten of spelletjes. Tenzij het echt teveel wordt en studeren niet meer schijnt te lukken, dan wil het idee van een looptoertje in het park met aansluitende verkwikkende douche nog wel aanslaan.

Zo ben ik – weg van huis – aan layout bezig als het middag wordt en het tijdstip van de boterham aanbreekt. Ik vraag me af hoe het gaat, hoe de examens van vandaag zijn geweest en of de meisjes veilig en wel zijn thuisgeraakt. Ik stuur een berichtje aan het eerste kind en krijg geen antwoord. Een berichtje aan het tweede kind heeft 10 minuten later evenveel succes. Het is namelijk nog nooit zo moeilijk geweest een tiener te bereiken dan in deze tijd vol communicatie-devices. De chat dan maar, daar zitten ze voortdurend op. Hun bolletjes staan grijs, ze zijn niet online. Dat komt wel weet ik, er zijn nog zekerheden.
Enkele tellen later zijn ze geheel volgens voorspelling bereikbaar, twee bolletjes huppelen naar boven en kleuren groen. Zie je wel, mama is mee in het digitale tijdperk! Het tweede kind antwoordt als eerste braaf op de vragen die ik stuur. Ja, een goed examen gedaan. Ja, de zus ook. En ‘ja juist gedaan’ als ik wil weten of ze al gegeten hebben. Op mijn logische volgende vraag of ze opgeruimd hebben komt geen antwoord meer. Volledige stilte. Twee grijze bolletjes zakken weer af naar de diepte der onbereikbaarheid en blijven daar tot na half twee, de start van het eerste studieuur.

Als ik niet veel later thuiskom, is alles rustig. De eettafel glimt en de vaatwasser is ingeladen. Het is toch om helemaal warm van te worden?

Het is gebeurd

De ochtend van het vertrek. Vandaag gaat ze op klasdagen. Ze is er al weken intens mee bezig. Hoeveel zin ze daarin heeft, hoe leuk dat zal zijn. Of ze een topje of een t-shirt zou meenemen om in te slapen. (Het werd de laatste optie want er zitten ook jongens in de klas, nvdr.). Welk beleg er zou zijn voor op de boterham, ‘waarschijnlijk zo van die gewone kaas, salami en choco’. Dat haar titularis echt een toffe is. En dat ze er zin in heeft, tot wel 10 keer per dag heeft ze er zooooooveel zin in!

De valies ligt al twee dagen bijna-klaar en sinds gisterenavond bijna-helemaal-klaar. Tot drie keer toe hebben we alles overlopen, zodat ze zeker alles bij heeft. Botinnen, slaapzak, gezichtslotion en 3 truien voor evenveel dagen. Ze heeft een ‘pikant’ vragenlijstje opgesteld voor een spel, dat moet ik nog afprinten, alsook een foto van Bilbo de kat. En de playlist met 50 nummers (maar slechts ene van One Direction hee mama!) is ook al dagen klaar. O de oplader voor haar smartphone moet zeker mee!

Vanmorgen is ze vroeger wakker dan strikt noodzakelijk en fluitend dekt ze de tafel. De dagelijkse strijd met de jongere zus over die taak is eventjes ver weg, vandaag gaat het vanzelf. Ik heb er ZIN IN roept ze in crescendo. Zal ik eens iets vertellen over mezelf? Ik heb zin in klasdagen!!

De bestemming? Brugge, per autobus. De medereizigers? Haar klasgenoten van de derde Grieks-Latijnse. De bende ongeveer 14-jarigen zien elkaar alle schooldagen en daarbuiten treffen ze elkaar op de urendurende klaschat. Maar zo samen op klasdagen is de max, vooral als je met z’n allen zo goed overeenkomt.

Ze is blij dat ze niet met de auto tot Brugge gebracht moeten worden. Uiteraard zou ik taxi moeten spelen voor de heenreis en, waarom ook niet, voor de terugreis. Maar deze ochtend vindt ze het een comfortabeler gedachte niet met vriendinnen en mama in één auto te moeten. Want mama zou de hele tijd lachen en zo. Een goedgezinde mama die zich amuseert met dochter & friends, het is natuurlijk ronduit gênant.

‘Mama, wil jij voor vanmiddag mijn boterhammetjes smeren?’ Elke schooldag maakt ze haar eigen lunch, maar op een dag als deze ligt het anders. Een gevoelskwestie. De liefde spat er af, haar aanhankelijkheid. Laat maar komen eventjes, mama-zorg-voor-mij. Ik maak een boke met rillettekes en eentje met camembert, van de choco blijven we ver weg. In de brooddoos verder een mini-dessertje en nog een koekje voor onderweg.

Een kwartier voor afspraakuur. Ze tilt haar valies op en duwt die met haar knieën de koffer van de auto in. Gelukkig is onze Schepper zo vooruitziend geweest kinderen uit te rusten met een goed stel knieën die je kan knikken om een zware valies de autokoffer in te duwen. Voor het geval je op klasdagen gaat dus.

We zitten in de auto. ‘Heb je alles bij?’ Ik vraag het plagend. ‘Som eens op?’, antwoordt ze. Tandenborstel, GSM, eten voor vanmiddag, zakdoeken … ‘Geen zakdoeken’, zucht ze en stapt tegen haar zin weer uit om er te gaan halen. Er wordt geen verdere opsomming verwacht.

We zijn mooi op tijd. Nog voor de auto goed en wel stilstaat, krijg ik van haar (buiten het zicht van de klasgenoten) een dikke-dag-mama-kus en dan draait haar focus naar de vrienden. Ze duikt naar buiten, haalt haar valies uit de koffer en wandelt naar de school. ‘Amuseer je’ zeg ik tegen haar rug. Jaja mama. ‘En braaf zijn in Brugge’. Jaja, seg mama.

Ze gaat op in een groepje. Ik vertrek terug naar huis, tracht nog twee keer een glimp van haar op te vangen maar krijg haar gezicht niet meer te zien. Geen blik, geen wuifje. Voor haar ben ik al weg.

Het is gebeurd, denk ik. In gepaste contexten gaan de vrienden voor, ze zal dit allicht de komende jaren heerlijk nadrukkelijk duidelijk maken, tot een nieuw evenwicht wordt gevonden. Ze heeft een eigen leven dat zich meer en meer buiten thuis afspeelt.

Het is gebeurd, denk ik, onze dochter heeft nu ‘roots’ waar ik deel van ben en ‘toekomst’ waarin ze me nog niet goed weet te plaatsen. Zo gaat dat altijd en met haar gaat het dus ook zo. Het gaat goed met haar. Met een bijzonder warm gevoel en een glimlach op m’n gezicht draai ik de straat links in, uit haar zicht – al merkt zij dat niet -, naar thuis. Amuseer je meisje en tot over 3 dagen!

Topprestaties

Het overkwam me weer, en net als alle voorgaande keren na een nietsbetekenend euvel. Dat het WC-papier dat ik een verdieping te laag klaarlegde voor de huisgenoten – toen ik zelf snel moest vertrekken – uren later inderdaad wel de trap was opgeraakt, maar nog steeds mooi verpakt op 1 meter van de plee stond te wachten op een goede ziel die het lege rolletje wou vervangen. Want ‘we gebruiken wel vochtige doekjes’, en ‘een man heeft niet altijd WC-papier nodig’. Of nog beter : ‘als zij het niet doet, dan ik ook niet’.

Dat ik de volgende ochtend een frons als antwoord kreeg op mijn melding dat ik geen fietsband kan repareren, was genoeg om een wervelstroom aan gedachten op gang te brengen. Naast dagelijkse maaltijdverstrekker, beheerder van wasmachine en strijkijzer, contactpersoon voor familie en vrienden met of zonder zorgen, opvoeddeskundige en algemene CEO van het huishouden ben ik ook de aangewezen persoon om rolletjes te vervangen en een band te plakken. Oh ja en soms wèrk ik ook wel, … als er nog tijd is.
Dat het pedagogisch gezien verantwoord is het sixpak zonder verdere commentaar ongeopend te laten liggen waar het ligt, tot de kroost wèl droog papier nodig heeft, daar kan ik inkomen. Maar ik zie mezelf niet gelukkig functioneren in een huis waar zulks het systeem wordt. Met communicatie en hulpvaardigheid kom je mijns inziens een pak verder, in een toffere sfeer en met een opgeruimder huis als resultaat.

Goed, de rolletjes zijn aanbeland waar ze hoorden te zijn maar de fietsband is nu al drie dagen plat. Ik heb namelijk andere dingen te doen. Ik heb ambities, plannen en projecten op stapel. Ik heb nood aan topprestaties, wil resultaten behalen. Een ècht resultaat zoals een mooi rapport, een dikke uitgaande factuur, een voorstelling, een sportprestatie, een leven redden, de vluchtelingen helpen, het verschil maken. Iets waarvan men ‘wauw’ zegt of doet. Ik ga knappe boeken schrijven, ik ga de eindmeet halen van een marathon en wie weet wat nog. Want met de alledaagse soep en patatjes op tafel, een goedgevulde ijskast en versgestreken goed in de kast valt amper te scoren, een mens went daaraan. En ook van de freelance opdrachten, tijd en aandacht voor de kinderen en ouderen, de vrijwillige hulp in school bij pannekoekenslag of zwembadbezoek, … wordt nauwelijks nog opgekeken.

Niet dat er een nijpend gebrek is aan waardering of ondersteuning, wel in tegendeel. En niet dat ik elke dag uitvoerig bedankt wil worden voor het gevarieerde, verse eten en de rest. Maar het voelt bij wijlen als een zinloos gehobbel en geploeter. Ik haal er zelf niet altijd voldoening uit. Vind mezelf dan niet goed bezig en van de anderen dat ze te weinig van me verwachten. Ik heb nog wel wat anders in mijn mars. Ik heb gestudeerd en al.

En toch weet ik dat het een serieus verschil zou maken. Als de kinderen wel een leeg huis zouden aantreffen na school, ik geen tijd had om bij m’n ouders eens een boke te eten en meteen wat computerproblemen op te lossen, als er op weekdagen bij gebrek aan tijd boecht op tafel zou staan, als we in het weekend alle boodschappen zouden moeten doen en snel-snel de was erdoor draaien. Dat ik tijd heb, is een welkome luxe voor een heel gezin. Ik zou er zelf wat dankbaarder om mogen zijn.

Het zou pas een topprestatie zijn zelf tevreden te zijn over mijn goedgevulde dagen, met moederen en zorgen als belangrijkste taken. Het is een visie en een keuze. Ik moet leren blij zijn met de kansen die ik krijg om dat goed te doen.

Maar tussen het banale werken en heerlijk moederen door, toch nog wat andere topprestaties neerzetten. Voor het gejuich dan, de ‘wauws’ …

Tot over een klein jaar!

Nog even staat hij hier te schitteren, onze steek-mij-ineen plastieken boom. Vandaag of morgen halen we de lege kartonnen doos  boven, gaat de boom in stukken uiteen, de doos in en naar de kelder.

Zo gaat het al zes jaar. Het is stilaan de exclusieve taak van de jongste – die van montages een extra hobby heeft gemaakt – om de boom ineen te steken (nadat de Sint is geweest) en weer uit elkaar te halen (als alle festiviteiten voorbij zijn).

De boom deed hier zijn intrede eind 2009, enkele maanden na een pijnlijke relatiebreuk: mijn grote, sterke vriend was van enthousiaste pluspapa naar bezitterige ik-ben-meer-de-papa-dan-hij geëvolueerd. Dat hij voorstelde onze Antwerpse thuishaven in te ruilen voor een adres ver buiten de actieradius van ‘de echte’ papa, was voor ons gescheiden gezin letterlijk een stap te ver. Ik weigerde, met knikkende knieën, en hij stampte zichzelf woest richting einde van ons verhaal.

Een dikke ontgoocheling rijker, keek ik tegen de feestdagen aan. We zouden het hier toch gezellig maken. Dus met m’n moeder naar een tuincenter voor een kerstboom. En wat mij betrof mocht dat een lichtgewicht plastieken geval zijn. Met ballen en lichtjes erin zie je amper het verschil, en ‘ik ga geen vent in huis pakken voor het gesleur met de kerstboom’, zoals ik letterlijk tegen mijn moeder zei. Dat klonk volgens haar een tikje bitter.

Niet dat ik de liefde had afgezworen, ik wou het gewoon alleen kunnen beredderen. Geen foute redenen of verkeerde verwachtingen. Wel iemand om graag te zien, samen opbouwen wat erin zit en daar heel gelukkig mee zijn. De liefde om de liefde en niet om het ouderschap of de boom.

En zo geschiedde. Er kwam een plastieken ding mee naar huis. Aan het versieren van de kerstboom werd een knutseldimensie toegevoegd: een groenbehaard stalen frame ineenzetten, vervolgens de juiste takjes (let op de kleurenlabeltjes!) in de ‘stam’ klikken, daarna de takjes mooi plooien en openwrijven om de boom een authentieke vorm te geven en pas dan de ballen, slingers en lichtjes erin. Leuk voor de kinderen, heerlijk voor de mama.

Maanden na de boom kwam ook de nieuwe man in huis. Zoals bedoeld ‘om de echte liefde’, ik voor hem, hij voor mij en twee warme harten voor de kinderen. Sterk en stoer is hij niet, maar met onze heerlijke lichtgewicht opbergbare kerstboom in huis, hebben wij niet langer behoefte aan een bink. 🙂

Dat het mij ook spijt

Gisteren kon ik er niet aan ontkomen, de vragen van een collega waren te direct. Waarmee ik allemaal bezig ben als ik niet bij hen op bureau werk, naast thuis mama zijn? Of ik ook nog steeds kok ben of ander grafisch werk doe? En dus floepte het woord ‘schrijven’ eruit. Of ik dan romans maak en welke soort? Neen, ik wil iets doen met alle notities die ik vroeger maakte, over het kind dat we zijn verloren en over dat verlies.

De emoties in de ogen van de twee jongere mama’s tegenover me kunnen me niet ontgaan. Hartverwarmend triestig, meelevend, angstig en vragend. Wanneer? Hoe oud? Hoe? Was het ook een meisje? Hoe heette ze?

Enkele minuten later fiets ik naar huis. Het gesprekje zindert na, bij hen waarschijnlijk ook. De ontzetting in hun ogen leert me dat het hen oprecht raakt. Dat ze me dit nooit zouden toewensen, maar ook zichzelf niet. Dat het dichter komt. In deze dagen van angst voor terreur, is het dit verhaal van een overleden kind door hersenbloeding dat hen van slag maakt, hun veilig gewaande leven overhoop haalt. In enkele seconden moeten ze gedachten en gevoelens volledig herschikken. Daar heb ik al meer dan 13 jaren tijd voor gekregen.

Het spijt mij dat ik jullie dit aandoe, mijn verhaal vertellen. Het spijt me dat het gebeurt, dat geen kind onsterfelijk is, dat ik de onfortuinlijke boodschapper daarvan ben. Ik schiet jullie ‘dit kan ons niet overkomen’-gevoel aan diggelen, mijn excuses daarvoor.

Ontkennen heeft geen zin. We gaan ooit allemaal dood. We kunnen enkel hopen dat mensen ons in de juiste volgorde en op een aanvaardbare manier ontvallen. Dat ieder z’n vervaldatum zal benaderen of overschrijden, het oude lijf pijnloos mag stilvallen na een gevuld mooi leven. Heel soms loopt het dus anders, er zijn geen garanties op de ideale gang van zaken, het spijt mij ook verschrikkelijk.

De volgende dag zit ik met een koffietje aan de computer en ben ik gelukkig dat ik deze blog heb om dit neer te pennen.

Dadelijk komen twee grote meisjes thuis en wordt het hier lekker druk,  zullen we genieten van een gezellig weekend met volleybalmatchen, een loopwedstrijd, paardrijles en etentje. Volgende week zal ik daarover kunnen vertellen op het werk. Zullen we samen lachen om wat de ene of de andere heeft uitgespookt of sakkeren op de foute muziek op de radio. En een beetje werk verzetten natuurlijk, dat ook.

Kleine kindjes

We hebben het over het komende verjaardagsfeest. Want ze is nu al elf jaar geworden en dat wil ze met vriendinnetjes vieren. We zullen een film gaan kijken in de cinema. Dus wil ze wel eens weten wanneer, en hoeveel kinderen ze mag uitnodigen, en welke film we zullen kijken, … En of ze dan centen mogen meebrengen om snoep te kopen. Dat mag niet van mij, als we een feestje geven dan regelen en trakteren we alles dus moeten de genodigden niet hun eigen zakje snoep gaan kopen. Of ik dan voor iedereen snoep wil kopen? Ik kijk niet instemmend.

“Ah, maar mama (ze zegt altijd ‘maar mama’ in plaats van gewoon ‘mama’), dat is ook waar, we kunnen dan popcorn halen want jij hebt nog ‘voegeuzes’ he?”
Ze bedoelt vouchers, dus ik corrigeer haar met de glimlach.
En ja, we zullen met de vouchers drie bakjes popcorn halen, dat wordt een fijn feestje …

Een dag later vertel ik dat ik over de lapsus heb geschreven in haar boekje (het boekje dat begon met de borstvoeding, welke borst eerst en welke laatst om het de volgende voeding andersom te doen; dat evolueerde naar de notitie van eerste tandje, woordje en stapje; daarna – en nu nog steeds – leuke anekdotes en taalfoutjes).
Vraagt ze “zeg maar mama, wat ís eigenlijk een voegeuze?”
“Dat bestaat niet. Dat is een woord dat jij hebt gebruikt maar dat betekent niets, je bedoelde vouchers.”
“Maar een voegeuze is toch iets, iets voor hele kleine kindjes?”
Mooi, dat gaat ook in het boekje. Ze bedoelde couveuze. 🙂